Een reis om de wereld. Zoektocht naar de identiteit van Haagse bioscopen in de jaren vijftig - Elisa Mutsaers 1997
In tegenstelling tot veel andere Haagsche bioscopen had De Uitkijk geen rijke geschiedenis onder een andere naam. Officieel heette De Uitkijk dan ook geen bioscoop te zijn, maar een filmtheater. Op 3 februari 1950 werd in de aula van het Gemeentemuseum met de ingang aan de Cornelis de Wittlaan, ver van het centrum, filmtheater De Uitkijk geopend. Deze locatie lag op het kruispunt van drie wijken, het Geuzen-en Statenkwartier, Zorgvliet en Duinoord, wijken met respectievelijk 27.750, 800 en 12.700 inwoners.
Het plan dat de eigenaar met de oprichting van het filmtheater in Den Haag voor ogen stond, was te experimenteren met smalfilms van amateurs en deze in het programma op te nemen, zoals ook in De Uitkijk in Amsterdam gebeurde. Daarnaast wilde hij zelf de Polygoonjournaals bewerken, zodat uitsluitend het nieuwste en allerbelangrijkste op het doek zou verschijnen, en bovendien films met een culturele waarde vertonen. Het motto was: ‘Kijk naar De Uitkijk, de goede films komen er toch’.
Verondersteld mag worden dat bij mensen uit hogere sociale kringen de belangstelling voor cultureel verantwoorde films hoger is dan bij de lagere maatschappelijke groepen. Wat dat betreft was de ligging van het theater in de hier boven genoemde wijken gunstig. Maar de Uitkijk was als art-house een theater dat het publiek ongeacht de ligging toch wel zou weten te vinden. De mensen die de bioscoop bezochten, kwamen vooral omdat zij de film die gedraaid werd, graag wilden zien. Het zou daarbij niet veel uitmaken of het theater nu in of buiten het centrum gelegen was.
De redactie van het Nieuw Weekblad voor de Cinematografie was niet bij de opening uitgenodigd en deed dan ook nogal zuur en ‘alleen volledigheidshalve’ melding van de opening. ‘Het is niet onze gewoonte om, als niet iemand namens onze redactie aanwezig kan zijn, meer te vertellen omtrent openings- of jubileumplechtigheden van bedrijven op het gebied van bioscopie of cinematografie. Van de vertoonde film, die wij destijds reeds op een bedrijfsvoorstelling zagen, volgt hier de beschrijving. ....’ De film waarmee de opening van De Uitkijk gevierd werd, was Louisiana Story van Flaherty.
De afspraak die door de exploitant Maatschappij voor Cinegrafie te Amsterdam met de gemeente Den Haag gemaakt werd, hield in dat de Maatschappij de aula van het Gemeentemuseum mocht huren voor het geven van culturele filmvoorstellingen voor vier dagen per week, van vrijdag tot en met maandag in de middag en avond. Er diende een commissie benoemd te worden van vijf personen die belast zou worden met de in het Gemeentemuseum te vertonen films. De Maatschappij verbond zich één derde van nog niet in Nederland vertoonde films in eerste vertoning aan het Gemeentemuseum te geven. De afdeling ‘s-Gravenhage van de Nederlandse Bioscoop Bond is tegen dit plan omdat: ‘De Haagsche filmtheaters ruimschoots in de behoefte van het publiek voorzien, daar er iedere week enige duizenden lege plaatsen zijn; dat door de zeer hoge vermakelijkheidsbelasting de rentabiliteit der bioscopen reeds is ondermijnd; dat de lage huur van de aula (fl.9.000,- tot fl.16.000,- in voorkomende gevallen) een oneerlijke concurrentie betekent, aangezien het Gemeentemuseum financieel steunt op de gemeente en dus indirect ook op de door de bioscoopexploitanten opgebrachte gemeentelijke belastingen.’
Ondanks de bezwaren van de Nederlandse Bioscoop Bond kreeg het plan toch doorgang met ingang van februari 1950. Wellicht werd hierom het Nieuw Weekblad voor de Cinematografie als spreekbuis van de Bond niet uitgenodigd op de opening.
Tot en met juni 1954 huurde de Maatschappij voor Cinegrafie, zoals afgesproken was, het theater alleen op vrijdag, zaterdag, zondag en maandag. Vanaf het derde kwartaal van 1954 kon de maatschappij de aula, tegen een gereduceerd tarief, ook op middagen en avonden huren waarop deze niet door het museum zelf of aan anderen verhuurd werd. In de praktijk kwam het er op neer dat vanaf juli 1954 De Uitkijk zeven dagen per week geëxploiteerd kon worden. Doordat de aula niet elke avond vrij was, verschoven de programma’s een paar keer week naar de middag. De starttijden waren om 14.00 uur (zon- en feestdagen om 14.00 uur en 16.15 uur), 19.00 uur en 21.15 uur. Deze werden in de filmladders van de Haagsche Courant afgedrukt, maar ook in speciale folders, die De Uitkijk net als Kriterion verspreidde.
De bioscoop telde met haar 301 plaatsen zo’n 100 stoelen meer dan de drie andere art-houses. Wat betreft de prijzen ontliepen de theaters elkaar niet veel. Vaak kon een half uur voor aanvang van het filmprogramma een grammofoonplatenconcert beluisterd worden. In de filmladder van 01/04/54 werd het volgende vermeld ‘des avonds en des Zondags spelen Don en Ly Vermeire op ‘t toneel ‘n nieuw marionettenspel DE BAARD VAN KONING DAGOBERT’. Waarschijnlijk ging het hier om een uitzondering, omdat er in de programmaboekjes van het theater nooit iets over toneel of variété vermeld werd. Wanneer er een grammofoonplatenconcert gegeven werd, volgde daarna het Uitkijknieuws en vervolgens de hoofdfilm.
Aan reclameprojectie werd in De Uitkijk niet gedaan. Bovendien werden er geen consumpties en versnaperingen verkocht. Wanneer de film erg lang was, zoals bij Die 3 Groschenoper, werd direct met de hoofdfilm begonnen en was er geen voorprogramma. De programma’s waren “cultureel waardevol”, vaak niet door de grote Amerikaanse productiemaatschappijen voor het grote publiek geproduceerd. Russische, Italiaanse, Duitse en Franse films kregen in dit theater een kans. Deze films waren niet altijd ondertiteld, zodat dit theater voor mensen die hun talen niet spraken in veel gevallen niet zo aantrekkelijk was. In De Uitkijk waren films te zien die meestal niet in de reguliere bioscopen vertoond werden. Programma’s werden regelmatig geprolongeerd en het theater had zo nu en dan ook premières.
Na 343 programma’s in 17 jaar te hebben vertoond, liep in februari 1967 het contract met het Gemeentemuseum af. De laatst vertoonde film op 8 februari 1967 was Muriël van Resnais. Toch betekende dit niet het definitieve einde van De Uitkijk, vanaf 25 oktober 1967 ging het filmtheater verder met Studio 2000 in het Congresgebouw. Door de concurrentie met inbouwbioscopen in het centrum moesten Studio 2000 en De Uitkijk uiteindelijk in juli 1981 toch hun deuren sluiten.
Het Haags Gemeentemuseum verhuurde zijn aula echter niet alleen aan de Maatschappij voor de Cinegrafie. Ook andere instellingen en verenigingen die zich met film bezig hielden, huurden de aula van het museum. Eén van de regelmatige huurders was het Haags Filmmuseum, opgericht in maart 1954. Dit museum was echter geen museum in de gewone zin van het woord, maar een organisatie die filmvoorstellingen met artistieke en filmhistorische thema’s vertoonde. Later namen zij ook wetenschappelijke films in hun programma’s op. Ook de Haagse Filmliga was binnen het Haags Filmmuseum opgenomen. De dinsdagavond was de vaste vertoningsavond in de aula van het Haags Gemeentemuseum. In 1954 telde de organisatie 1300 leden, in 1958 waren dat er 3500. De medewerkers beschouwden het Haags Filmmuseum in zijn genre als de grootste organisatie op het vasteland van West-Europa.
De oprichters van het Haags Filmmuseumwaren zeven Haagse filmcritici, onder wie Piet Ruivenkamp en Piet van der Ham. Het idee achter de oprichting was het filmklimaat in het algemeen en het Haags filmklimaat in het bijzonder te versterken. Op de dinsdagavond werden in de aula van het Haags Gemeentemuseum films vertoond die in de Haagse bioscopen geen kans kregen, waaronder ook amateurfilms. Ook werden films vertoond die door het Haags Filmmuseum met medewerking van ambassades uit het buitenland werden gehaald om er in Nederland de aandacht op te vestigen. De programma’s bestonden vaak uit een lezing over een bepaald thema en één of meerdere films die binnen dit thema paste(n). Enkele van deze thema’s waren Italiaanse filmgeschiedenis, Humor en Tragiek, Rund um Liebe en Amerikaanse filmhistorie. Deze films werden altijd om 20.00 uur vertoond en waren uitsluitend toegankelijk voor leden van het Haags Filmmuseum en Haagse Museumvrienden. In de filmladders van de Haagsche Courant werd geen melding gemaakt van deze voorstellingen. Vanaf 1969 werden voorstellingen gehouden in Studio 2000 in het Nederlands Congresgebouw, waar ook De Uitkijk vanaf 1967 gevestigd was. In 1987 hief het Haags Filmmuseum zich op omdat een professioneel Haags Filmhuis werd gestart (overigens op initiatief van het Haags Filmmuseum).
Een andere regelmatige huurder van de aula van het Gemeentemuseum was de Haagse Studenten Film Organisatie (HSFO). Zij vertoonden van dinsdag tot en met donderdag films in De Uitkijk. De filosofie was de goede film in de meest uitgebreide zin van het woord te propageren. Het lidmaatschap was open voor iedereen. Het ging om films die iets te zeggen hadden en films met een filmhistorische waarde. Soms werden wetenschappelijke voorstellingen georganiseerd en ook lezingen bij en over de films werden regelmatig gegeven. Naast de aula in het Gemeentemuseum vertoonde de HSFO ook films in de aula van het Museum van Onderwijs en in de smalfilmzaal De Residentie, naast het Corso theater in de Prinsestraat. Vanuit de Haagse Studenten Film Organisatie werden ‘Les Amis du Film Français’ en ‘Amici del film Italiano’ opgericht.
Een onregelmatige gebruiker van de aula van het Haags Gemeentemuseum was het ‘Istituto Italiano di Cultura’ dat culturele Italiaanse films vertoonde en de Christelijke Filmactie (Cefa). Maar ook bedrijven en instellingen maakten regelmatig gebruik van de aula om daar een lezing plus filmvertoning te houden. Voorbeelden hiervan waren het Zwitsers Verkeersbureau, de Nederlandse Reisvereniging en de UNESCO.