Een reis om de wereld. Zoektocht naar de identiteit van Haagse bioscopen in de jaren vijftig - Elisa Mutsaers 1997
Rex heeft verschillende namen gehad. De geschiedenis van het pand aan de Lange Poten nr. 41 als bioscoop begint met Centraal dat op vrijdag 28 februari 1919 geopend werd. In de herfst van 1934 vond een ingrijpende restauratie plaats, die de wat verloederde bioscoop een nieuw uiterlijk verschafte. Het meubilair werd vernieuwd en er kwam een nieuw houten plankier over de stenen vloer. Loges die het geheel wat cachet en stijl verleenden, werden ingebouwd. De muurdecoraties in Chinese stijl hadden hun karakter van voor de verbouwing behouden, maar waren wel aangepast. In januari 1935 onderging het theater de eerste naamsverandering, ‘Centraal heette voortaan Savoy, ... er was in Den Haag zooveel “Centraal”...’.
Op 19 december 1936 werd Savoy heropend als tweede Cineac. Deze feestelijke gebeurtenis werd gevierd met de vertoning van De Oranje Feestfilm, over de kroning van koningin Wilhelmina, haar huwelijk, de jeugd van prinses Juliana en haar verloofde. Minder dan een jaar later, op 9 juli 1937 werd de naam van het theater weer veranderd. Met de film Shanghai Express met Marlène Dietrich werd de opening van Rex, de laatste naamsverandering in het ‘theater der groote reprises’, zoals in de advertentie stond te lezen, gevierd. Cineac Den Haag was de eigenaar van de bioscoop en zou dat ook in de jaren vijftig nog zijn. Cineac Den Haag was weer een onderdeel van het landelijke Cineac Concern. Zoals al eerder gebleken is, behoorden ook Cineac en Musica tot deze keten.
Zondagavond 18 maart 1950 werd Rex na de tweede avondvoorstelling gesloten om op vrijdagmorgen 24 maart 1950 om 09.30 uur weer open te gaan. In dit korte tijdsbestek had de bioscoop een verbluffende metamorfose ondergaan. Vóór de verbouwing overheerste de kleur blauw, nu was een groot gedeelte van het interieur vervangen door teakhout, mahonie en een grijsbeige tapijt. Er waren nieuwe fauteuils geplaatst met een Epeda-vering en terra bekleding. De blauwe voorhanggordijnen waren vervangen door goud velours exemplaren. De zaal was met 25 stoelen uitgebreid, er was nu plaats voor 503 gasten. Voor 1960 moet een nieuwe verbouwing hebben plaatsgevonden, omdat het theater in dat jaar 577 stoelen telde en daarmee het kleinste premièretheater van Den Haag was.
Met de heropening in 1950 werd een nieuw programmabeleid aangekondigd. Voorheen was Rex vooral het ‘theater der groote reprises’. Maar tegelijk met de metamorfose zou het theater vanaf dat moment een premièretheater worden, te beginnen met de Haagse première voor de Warner-film Rope van Hitchcock. De MGM-premières Voorjaarsparade en Bastogne stonden al in de planning.
Rex nam een aparte plaats in binnen de Haagse bioscopen. Net als bij de journaalbioscoop Cineac kon het publiek ieder moment van de dag de bioscoop inlopen. De films startten echter wel op vaste tijden. Het theater opende iedere dag om 9.30 uur haar deuren en dat was tevens het moment van aanvang van de eerste voorstelling. Volgende voorstellingen vonden plaats om 11.30, 13.30, 15.30, 17.30, 19.30 en 21.30 uur. Op zondag was de eerste voorstelling om 11.30 uur. Ook in Apollo in de Spuistraat werd met deze wijze van programmeren gewerkt. Uit interviews is gebleken dat de laatste twee voorstellingen van de dag, die van 19.30 en 21.30 uur, evenals in alle andere bioscopen, vaste voorstellingen waren. ‘s Avonds mocht het publiek, in tegenstelling tot overdag, dus niet midden in de film binnen komen vallen. Bij de doorlopende voorstellingen wat het, net als bij Cineac, niet de bedoeling langer dan één vertoning te blijven zitten. De portiers - in de jaren vijftig waren er vier werkzaam in Rex - moesten hierbij een oogje in het zeil houden en ook hier (net als in Cineac) is volgens de heer Van Schaik (in de jaren vijftig en zestig portier in Rex) éénmaal het lichaam van een overleden gast aangetroffen.
Het voorprogramma van de voorstellingen bestond uit journaalbeelden van Polygoon-Profilti en één of twee tekenfilms, de hoofdfilm bestond echter uit een speelfilm, en niet zoals bij Cineac uit een documentaire. Doordat in deze doorvertoningsformule ook hoofdfilms werden vertoond, kon Rex ook een premièretheater zijn. Druk bezochte voorstellingen waren die waar de Franse speelfilms van Eddy Constantine werden vertoond. Bij veel succes en wanneer de verhuurder toestemming gaf, kon een film geprolongeerd worden. Zo werd er in de filmladder de Haagsche Courant van donderdag 19 oktober 1950 geadverteerd met: ‘4e en onherroepelijk laatste week van Zo begint het leven, een film voor jonge mensen, hun liefde, hun huwelijk en hun problemen.’ En eeuwig zingen de bossen (Und ewig singen die Wälder) werd op 31 maart 1960 voor de dertiende week geprolongeerd.
Uit de interviews met bioscoopbezoekers uit de jaren vijftig blijkt dat Rex veel zoete tranentrekkers en comedies vertoonde. Zoals in vrijwel alle bioscopen waren de avondvoorstellingen op vrijdag, zaterdag en zondag meestal uitverkocht. Van alle premièrebioscopen was Rex het goedkoopste theater.
In de hoogtijdagen van de bioscopen, de jaren vijftig, bleef het theater inderdaad een theater waar veel films in première gingen. Toen het publiek echter terug begon te lopen, zakte Rex langzaamaan weer terug naar haar oude status van ‘theater der groote reprises’. De films die er nog wel in première gingen, waren voornamelijk B-films. In 1974 werd in de Haagsche Courant geschreven dat er voornamelijk B-films draaiden in de vorm van goedkope knok- en avonturenfilms. In het weekend kwam er een jong en lawaaierig publiek, doordeweeks was het er rustig. Er waren 577 stoelen met gedeelde armleuning, er was weining beenruimte en veel donker pluche. Net als de bioscopen in de Boekhorststraat en bijvoorbeeld Apollo in de Spuistraat kreeg ook Rex te maken met de verloedering van het stadscentrum. In 1973 werd de bioscoop twee maal door kleine brandjes geteisterd. In mei 1977 werd de bioscoop uiteindelijk door brand verwoest.