Verdorie, wat doet die fiets daar bij de ingang? De eigenaren van Olympia aan het Prins Hendrikplein 2 hadden al zo vaak vriendelijk aan de bezoekers gevraagd om hun rijwielen niet vóór maar achter het theater te stallen. Uiteindelijk besloten mijnheer en mevrouw Karpes een bordje met de tekst RIJWIELEN ACHTER HET THEATER te laten maken en dit op een prominente plek te hangen, op het grote bord met een poster van de film die er in die week draaide. Hun wanhoopsactie hielp, een beetje: meer bezoekers wisten de weg naar achteren te vinden, maar er waren er genoeg die tóch, vooral als ze ’s middags even snel kaartjes voor de avondfilm kwamen halen, hun fiets pal voor de etalage bleven zetten.
Het echtpaar woonde boven de bioscoop, achter de ramen met witte vitrage. Iemand had ooit het verhaal gehoord dat in hun slaapkamer een gat zou zitten waardoor Karpes vanuit zijn bed het scherm in de zaal kon zien. Mocht er iets fout gaan met de projectie, dan was hij de allereerste om de operateur te waarschuwen. Het echtpaar zou het theater tot de sluiting aan het eind van de jaren ‘70 exploiteren. Uit verschillende krantenberichten en vooral uit herinneringen van vaste bezoekers, blijkt de bioscoop werkelijk de lust en het leven van het echtpaar geweest te zijn. Ze waren er altijd te vinden en verrichten ook allerlei praktische zaken als het verkopen en scheuren van de kaartjes en het bemannen van het buffet in de pauze. Ze hadden slechts enkele personeelsleden in dienst en deden graag zoveel mogelijk zelf, wat de familiaire sfeer ten goede kwam.
Een vooraanstaand verleden
Begin 1900 was het klassiek gedecoreerde pand waar later Olympia gevestigd zou worden, het woonhuis van een generaal. In 1910 werd de bioscoop opgericht, midden in een wijk die bij het ontstaan in 1870-90 vooral bedoeld was voor de middenstand. Bij de opening telde het theater 570 stoelen. Na verschillende eigenaren werd J.S. Karpes in 1936 de nieuwe exploitant. Of hij toen al getrouwd was, is niet duidelijk. Wel is bekend dat zijn echtgenote, A.E.T. Karpes-Duyvesteyn, in 1949 tot de directie toetrad.
In de herfst van 1946 ging Olympia zes weken dicht voor een verbouwing onder toezicht van architect H. van Vreeswijk, gespecialiseerd in bioscopen. De ingreep was hard nodig, want het interieur was behoorlijk verloederd. De pers toonde zich onder de indruk: het was nu “een fijn theater van distinctie”, met een fraaie parketvloer en het interieur in lichte tinten geschilderd. De foyer had glas-in-lood ramen gekregen en ‘s avonds scheen een subtiele, indirecte verlichting.
De heropening werd gevierd met een documentaire over het ontstaan van Schotse stoffen - in kleur! - en de hoofdfilm De dief van Bagdad. Die titel zou kunnen verwijzen naar de meeslepende, zwijgende klassieker van Raoul Walsh uit 1924 met de atletische megaster Douglas Fairbanks in de titelrol, maar vanwege het voorprogramma is het waarschijnlijker dat het om een ‘mighty Technicolor spectacle’ uit 1940 ging. De befaamde Engelse producent Alexander Korda had deze ‘remake’ onder regie van Michael Powell vanwege het uitbreken van de oorlog niet in Engeland kunnen afmaken, zodat de hele productie naar Hollywood was verplaatst waar de Amerikaanse regisseur Tim Whelan de klus mocht voltooien. Deze Thief of Bagdad staat óók met ere vermeld in de geschiedenisboeken, omdat het de allereerste speelfilm is geweest die op grote schaal een ‘blue screen’ heeft toegepast. De opnames van acteurs voor een egaal blauw of groen scherm kunnen later gemakkelijk via het chroma key procédé in de meest fantastische decors ‘ingepast’ worden. Ruim na het einde van WO II is deze baanbrekende versie van ‘An Arabian fantasy in magic Technicolor’, die Oscars had gewonnen voor Camera, Art Direction en Special Effects, natuurlijk ook in Europa uitgebracht. Bij de feestelijke ‘première’ van dit schier onmogelijk spectaculaire avontuur in Den Haag werden de liefhebbers dus verblijd door Olympia.
Een ‘nadraaier’
Gewoonlijk was Olympia een navertoningstheater. Opmerkelijk genoeg was het een zelfstandige onderneming, die optimaal fungeerde als gezellig familietheater annex buurtbioscoop. In de jaren voor de oorlog was er een plek in het voorprogramma voor de journaals die dezelfde avond eerst bij grote buur werden vertoond. Op de fiets werd het filmspoeltje razendsnel van Metropole naar Olympia gebracht. In de weekeinden kwamen vele vaste klanten steevast langs en daarom prolongeerde Olympia, in tegenstelling tot andere buurtbioscopen, slechts zelden een film. Velen kwamen met het hele gezin maar zij die verder dan de Weimarstraat woonden, kwamen überhaupt niet. Er was zelfs een vaste kern van bezoekers die kwam zonder precies te weten wat er draaide, zoals als dat vandaag de dag soms ook nog in het Filmhuis gebeurt.
Gemoedelijke sfeer en goede films
Mensen die nu aan het Olympia van toen terugdenken, kunnen zich mijnheer Karpes als gastheer in de hal, met zijn herdershond aan zijn voeten, weer helder voor de geest halen. Vanzelfsprekend bepaalde hij ook zelf het soort films dat in zijn bioscoop werd vertoond. Uit de toenmalige filmladders kan je turven dat er veel titels gedraaid werden die geschikt waren voor alle leeftijden. Lachfilms en grote spektakelfilms die onder de noemer familiefilms vielen, hadden Karpes’ voorkeur; seksfilms en Chinese knokfilms kwamen er niet in.
Uit interviews met oud-bezoekers komt naar voren dat Olympia, hoewel het een nadraaier was, ‘goede’ films vertoonde. Daarmee werden vooral de reprises van de grote A-films bedoeld. Doordeweeks en op zaterdag werden twee voorstellingen gegeven, een matinee om 14:00 en maar één avondvoorstelling om 20:00 uur, “Anders ben je te vroeg of te laat thuis”, aldus Karpes. Op zondag was er om 17:00 uur een extra voorstelling. In 1960 telde het theater 553 stoelen, waarvan 408 in de zaal en 145 op het balkon. ‘s Middags moest in die tijd voor het duurste kaartje fl. 1,50 betaald worden, ‘s avonds fl. 1,80 en hiermee was Olympia één van de goedkopere navertoningstheaters in de stad.
Een droef en definitief einde
Hoewel Olympia kon rekenen op een vaste kring van bezoekers, heeft het theater eigenlijk altijd last gehad van concurrentie van de premièrebioscopen in het centrum. De grootste concurrent werd echter Metropole, twee straten verderop, toen deze bioscoop in 1976 in vijf zalen werd opgedeeld. De sluiting van Olympia bleek onvermijdelijk. De laatste voorstelling op 6 juli 1978 was De Eend en de Cadillac (Le corniaud), een gangsterparodie èn onverslijtbare reprisekampioen uit 1965. De droefenis bij het afscheid van alweer een Haagse bioscoop zal verzoet zijn geweest door de lachsalvo’s bij de typisch Franse humor van Bourvil en Louis de Funès. De prijzen voor eerste en tweede rang waren die avond gelijk, omdat de kaartjes voor de eerste rang op waren en het geen zin meer had om nieuwe rollen te bestellen.
Niet lang na de sluiting brandde het pand uit; in februari 1980 ging de ruïne tegen de vlakte om ruimte te maken voor enkele woningen. Alleen de glas-in-lood ramen en de koperen haan uit de foyer, die het echtpaar Karpes na de sluiting als herinnering heeft meegenomen, zouden nog bewaard kunnen zijn.
Beeld: Archief Filmhuis Den Haag. Fotograaf: Piet van der Ham
Tekst: Erik Daams en Elisa Mutsaers